Conclusie financiële positie
Conform artikel 189 van de gemeentewet moet u erop toezien, dat de begroting reëel en structureel in evenwicht (sluitend) is. Wij moeten u een reële en structureel sluitende begroting 2024 en een meerjarenraming 2025-2027 ter vaststelling aanbieden.
Dit is de tweede begroting binnen deze nieuwe raadsperiode. Een raadsperiode, waaraan nog steeds de uitvoering van een stevige ambitie gekoppeld is. Een solide financiële positie is niet alleen noodzakelijk om onze ambities nu en in de toekomst waar te blijven maken, maar is zeker ook cruciaal voor de zelfstandigheid van onze gemeente.
Een reëel en structureel sluitende begroting en meerjarenraming
Wij staan voor het aanbieden van een begroting die reëel structureel in evenwicht is.
De u aangeboden begroting 2024 en meerjarenraming 2025-2027 laat u op basis van structurele en incidentele lasten en baten een financiële positie zien waarin voor drie jaren sprake is van begrotingsoverschotten, het jaar 2026 laat een tekort zien. Het jaar 2024 sluit met een overschot van afgerond € 416.000, het jaar 2025 met een overschot van € 1.209.000, het jaar 2026 met een tekort van € 500.000 en het jaar 2027 met een overschot van € 110.000.
Halen wij nu alle incidentele lasten en baten uit deze begroting en meerjarenraming - een vereiste vanuit de BBV - dan is voor de jaren 2024, 2025 en 2027 sprake van een sluitende financiële positie met structurele begrotingsoverschotten. Het jaar 2024 sluit met een structureel begrotingsoverschot van € 592.000, het jaar 2025 sluit met een structureel begrotingsoverschot van € 1.783.000 en het jaar 2027 sluit met een structureel begrotingsoverschot van € 110.000. Het jaar 2026 is niet sluitend en laat een structureel begrotingstekort zien van € 500.000 (zonder incidentele lasten en baten).
De begroting 2024 en meerjarenraming 2025-2027 is voor het begrotingsjaar 2024 reëel en structureel sluitend. De meerjarenraming van deze begroting is op termijn ook reëel en structureel sluitend.
De weerstandsratio geeft voor het jaar 2024 een stand van 2,3 aan wat gekwalificeerd wordt als "Uitstekend". De weerstandsratio daalt in de jaren daarna naar 1,3 in 2027 wat gekwalificeerd wordt als "voldoende". De daling van de weerstandsratio vanaf 2024 ten opzichte van 2023 komt door het vormen van een bestemmingsreserve van € 10 miljoen ten laste van de algemene reserve voor dekking van toekomstige afschrijvingslasten van toekomstige investeringen (Integraal onderwijsHuisvestingsPlan (IHP) en de Randweg Opheusden.
In deze begroting en meerjarenraming zijn de financiële effecten van de septembercirculaire 2023 niet meegenomen. De uitkomsten hiervan zullen via een afzonderlijke raadsinformatiebrief aan u worden gemeld.
Toekomstige Rijksontwikkeling die het reëel en structureel evenwicht bedreigen
Onze begroting en meerjarenraming is reëel en structureel in evenwicht. Het instant houden van dit aanwezige evenwicht speelt zich af tegen de achtergrond van de voortdurende onzekerheid over de wijze waarop gemeenten vanaf 2026 door het Rijk worden gefinancierd.
De VNG heeft op haar ledenvergadering van 14 juni jl. aangekondigd een advies aan gemeenten te geven over dit onderwerp. Dit advies hebben de gemeenten inmiddels ontvangen. Het advies van de VNG is om voor de financiële positie de jaarschijven 2024 en 2025 sluitend te maken en vanaf 2026 een financieel tekort te laten zien in de meerjarenraming. Hiermee wil de VNG een signaal afgegeven richting het Rijk van "gemeenten redden het niet meer en er zal bezuinigd moeten worden".
Het Rijk wil vanaf 2026 de normeringssystematiek "samen de trap op samen de trap af" vervangen door een systematiek met normen en compensatie conform Bruto Binnenlands Product (BBP).
Van belang hierbij is de huidige bestendige gedragslijn bij het ramen van de loon-en prijscompensatie in de meerjarenraming van de gemeente. Deze bedraagt conform bestendige gedragslijn en op basis van een advies van de provinciaal toezichthouder 1% per jaar over de periode 2025-2027. Dit is aanzienlijk lager dan de huidige meerjarige inflatieverwachtingen van het Centraal Plan Bureau (CPB) (ca. 3,5-5,5% per jaar). In voorgaande jaren kon een dergelijk verschil in de begroting steeds opgevangen worden door de jaarlijkse stijging van de volumecomponent van de algemenen uitkering uit het gemeentefonds hiervoor (gedeeltelijk) aan te wenden. Neder-Betuwe is immers een sterke groeigemeente.
Echter, in de meicirculaire 2023 heeft het Rijk voor het eerst (eenzijdig, zonder overleg of instemming vanuit de gemeenten/ en de VNG) aangegeven hoe zij de jaarlijkse compensatie voor volumestijgingen vanaf 2027 voor zich ziet. Het Rijk geeft aan hiervoor uit te willen gaan van een historisch gemiddelde van de ontwikkeling van het Bruto Binnenlands Product (BBP) over de afgelopen 9 jaren. Hiervoor is landelijk € 150 mln. gereserveerd in 2027 en € 300 mln. in 2028. Deze bedragen zijn in de meicirculaire 2023 nog niet verwerkt en maken daarmee ook nog geen deel uit van de in onze meerjarenraming opgenomen uitkering uit het gemeentefonds.
Hoewel er nog geen zekerheid is over bovenstaande systematiek vinden wij het verstandig u vroegtijdig over deze onzekerheid te informeren. Als bovenstaande systematiek daadwerkelijk werkelijkheid wordt dan is de vraag of de volumestijging van het gemeentefonds in de komende jaren toereikend is om het verschil tussen de werkelijke inflatie en de geraamde loon-prijsindex in de meerjarenraming op te kunnen vangen Hierin schuilt een belangrijke onzekerheid voor de meerjarenraming.
Uitgaande van de huidige percentages voor de loon- en prijsontwikkeling uit de meicirculaire 2023 (CPB), onze reserveringen voor loon- en prijscompensatie en de voorgestelde systematiek van het Rijk (compensatie volumecomponent op basis van het Bruto Binnenlands Product (BBP), komt een voorzichtige indicatie van de onzekerheid uit op een effect met een omvang van circa € 0,5 mln. oplopend naar € 1,5 mln.