Open eindregelingen
3D (Jeugd, Wmo en Participatie)
Voor het uitvoeren van de regelingen Wmo, Jeugd en Participatie zijn de volgende risico’s onderkend:
- Het openeinde-karakter van de regelingen. Vanwege de complexiteit en de beperkte beïnvloedbaarheid (resultaat en effect) zijn de uitgaven en inkomsten moeilijk voorspelbaar.
- Onduidelijkheid over het verloop en de omvang van de rijksbijdragen voor Wmo, Jeugdwet, Participatie en de Wet Inburgering. Voor de Participatiewet heeft het rijk aangekondigd in 2023 het landelijke macrobudget bij te stellen op het kleinere bijstandsvolume in Nederland. Het is lastig in te schatten welk effect dit heeft op het budget dat onze gemeente ontvangt. De rijksbijdrage die wij ontvangen voor de Wet Inburgering sluit mogelijk niet aan bij de werkelijke instroom van asielmigranten. Het Rijk heeft geen harde toezegging gedaan de uitvoeringskosten aan te passen aan de realiteit. Ook is ongewis hoeveel statushouders zich werkelijk zullen vestigen in onze gemeente.
- Op Jeugd vormt met name de individuele, specialistische zorg met verblijf een risico. Hoewel het aantal jeugdigen dat gebruik maakt van individuele specialistische zorg met verblijf zeer laag is, blijft deze doelgroep een risico vanwege de hoge kosten die verbonden zijn aan dit type zorg. Daar tegenover staat dat voor deze zorgvormen (boven)regionaal meerdere initiatieven lopen die moeten leiden tot meer passende plaatsingen, duurzaam herstel en - op termijn - zo dicht mogelijk bij nul uithuisplaatsingen.
- Onduidelijkheid over het effect van de doordecentralisatie van Beschermd Wonen. Het woonplaatsbeginsel en het financieel verdeelmodel zijn inmiddels uitgesteld naar 1 januari 2025. Dit houdt in dat Nijmegen ook in 2024 alle financiële middelen ontvangt voor beschermd wonen, terwijl wij inhoudelijk verantwoordelijk zijn. Daarmee bestaat het risico dat gemeente Nijmegen niet alle benodigde middelen aan ons beschikbaar stelt.
- Per 1 januari 2024 gaan de nieuwe landelijke tarieven voor jeugdbescherming in. Dit brengt een mogelijke kostenstijging met zich mee. Niet zozeer omdat de tarieven stijgen, maar omdat het aantal casussen dat een jeugdbeschermer in behandeling mag nemen zal dalen waardoor er voor hetzelfde aantal cliënten meer jeugdbeschermers ingezet moeten worden. Er zijn op dit moment landelijke gesprekken gaande over de mate waarin de gemeenten hiervoor gecompenseerd zullen worden.
- Afhankelijk van ontwikkelingen kan het nodig zijn om extra capaciteit in te zetten.
De uitgaven en het beschikbare budget worden via de vaste P&C-cyclus nauwgezet gevolgd. Waar noodzakelijk worden zij bijgesteld met voorgestelde maatregelen. Omdat er een mate van onvoorspelbaarheid zit in de uitgaven in inkomsten voor het Sociaal domein is het risicoprofiel gesteld op € 0,75 miljoen.
Gevolgen Hervormingsagenda Jeugd
Rijk en VNG zijn in april 2023 tot een principeakkoord gekomen over de Hervormingsagenda Jeugd, dat vervolgens in juni 2023 definitief is vastgesteld. De eerder ingeboekte bezuiniging van € 511 miljoen vanuit het landelijke coalitieakkoord wordt met ingang van 2023 tot en met 2025 bevroren. Daarnaast blijft de landelijke bezuinigingsdoelstelling van ruim € 1 miljard overeind, maar erkent de Hervormingsagenda dat € 650 miljoen onderbouwd en ‘mogelijk haalbaar’ is en € 380 miljoen met onzekerheden omgeven is. Ook op het vlak van risicodeling is het Rijk de gemeenten tegemoetgekomen. Onvoorziene omstandigheden en autonome groei vallen onder verantwoordelijkheid van het Rijk. Indien de bezuiniging niet haalbaar blijkt, zal dit leiden tot bijstelling van het budget vanuit het Rijk. Op welk moment dit plaats zal vinden, is op dit moment onzeker. In 2025 toetst een deskundigencommissie, die zwaarwegend advies geeft, wat er nodig is in de toekomst.
De financiële afspraken uit de Hervormingsagenda zijn reeds financieel verwerkt in de begroting (circulaire 2021). De in het coalitieakkoord opgenomen aanvullende besparing in het kader van de Jeugdwet van structureel € 511 miljoen is voor rekening en risico van het Rijk en valt buiten de Hervormingsagenda. Deze aanvullende bezuinigingen (€ 500 miljoen voor 2025 en 2026, vanaf 2027 € 511 miljoen) zijn eveneens reeds financieel verwerkt in de begroting vanuit de meicirculaire 2022 en opgenomen als stelpost op de budgetten Jeugd en blijven voor dit moment gehandhaafd. Voor de gemeente Neder-Betuwe loopt deze op van € 148.000 in 2024 naar € 740.000 in 2027. Door de val van het kabinet is het nog onzeker of de (planning van) wetswijzigingen om deze bezuiniging te realiseren doorgevoerd kunnen worden.
Tot slot geldt dat diverse besparende maatregelen die het Rijk in de Hervormingsagenda heeft benoemd, reeds op lokaal niveau in Neder-Betuwe worden uitgevoerd. Denk hierbij aan de inzet op normaliseren, POH-jeugd, een goede samenwerking met het onderwijs en kwaliteitseisen rondom (regionaal) gecontracteerde jeugdhulp. Dit maakt het ingewikkeld om precies te duiden welke besparingen gerealiseerd worden als gevolg van lokale en regionale interventies, en welke vanuit rijksmaatregelen.