Rentebeleid
Geldmarkt:
De rente over kortlopende schulden wordt gebaseerd op de Euribor (Euro Interbank Offered Rate). De Euribor is het tarief dat wordt bepaald met de percentages waartegen Europese primaire banken elkaar onderling leningen verstrekken. De 3-maands Euribor is een van de tarieven, die op kortlopende schulden het meest wordt toegepast. Deze wordt op het moment van het opstellen van deze paragraaf (augustus 2023) op een stand van 3,765% verwacht. Dit betekent dat wij bij het aangaan van een kasgeldlening een rentevergoeding moeten betalen van 3,765%.
Kapitaalmarkt:
Op het moment van het opstellen van de begroting 2024-2027 handhaaft de Europese Centrale Bank (ECB) de herfinancieringsrente op 3,75%. Het afgelopen jaar is door de ECB de herfancieringsrente maar liefst zeven keer verhoogd. In het jaar 2022 was de verhoging van 1,25% naar 2,50% en vervolgens zijn er in jaar 2023 diverse verhogingen geweest naar een rente van 3,75% (laatste verhoging op 27 juli 2023).
De verwachting is dat de herfinancieringsrente voor langere periode niet veel meer zal stijgen. De renteverhoging is bedoeld om de inflatie af te remmen. De herfinancieringsrente heeft vanaf 2016 op 0% gestaan. Het gevolg van de renteverhoging is dat het lenen van geld voor banken duurder wordt en dit betekent weer dat burgers en bedrijven ook duurder uit zijn voor het aantrekken van geldleningen.
De verwachtingen zijn dat door de inzet van monetaire beleidsmaatregelen van de ECB de inflatie zal dalen in 2024 en dat in jaar 2025 de inflatie weer het niveau van 2% zal bereiken.
De beleidsvoornemens ten aanzien van rente:
- De interne rekenrente bedraagt 1%,
- Voor de bouwgrond in exploitaties wordt op basis van een voorgeschreven kader een rentepercentage gehanteerd van 2,00%. Jaarlijks wordt dit rentepercentage bij het actualiseren van de bouwgrond in exploitaties herijkt. De BBV schrijft voor de bouwgrond in exploitatie een aparte berekeningssystematiek voor voor het toe te passen rentepercentage. (Gewogen rentepercentage x totaal vreemd vermogen / totale vermogen met een afwijkingspercentage van 0,5%),
- De rente tot de grens van het kasgeldlimiet, nodig voor de dekking van een eventueel financieringstekort, baseren wij op het rentepercentage van de 3-maands Euribor van momenteel 3,765%. Uitgaande van een behoudende koers naar de toekomst hanteren wij een percentage van 4% (kort geld),
- De rente die de kasgeldlimiet te boven gaat en die nodig is om een eventueel financieringstekort te kunnen dekken, baseren wij op het rentepercentage langlopende geldleningen van 20 jaar, dat medio augustus 2023 op 3,59% (bron: Bank Nederlandse Gemeenten) ligt. Uitgaande van een behoudende koers hanteren wij een percentage van 3,5% (lang geld),
- De rentevisie van de gemeente Neder-Betuwe wordt vooral ingegeven door de kaders van het kasgeldlimiet en de renterisiconorm. Daarnaast doen wij geen risicovolle beleggingen,
- Financiering geschiedt met het huidige korte geld (< 1 jaar) tot maximaal de kasgeldlimiet van de wet Fido,
- Financiering met lang geld (> 1 jaar) boven de kasgeldlimiet van de wet Fido, waarbij rekening moet worden gehouden met de lopende investeringskredieten, herfinanciering van aflossingen op leningen en de berekende financieringstekorten,
- Bij het aantrekken van nieuwe leningen houden we rekening met de gevolgen voor de renterisiconorm. Zoals looptijd, vervroegde aflossingsmogelijkheden, boetes en herzieningen van de rentevoet.
De geprognosticeerde renteresultaten zijn als volgt gespecificeerd:
Overzicht verwachte renteresultaten | Begroting 2024 | Begroting 2025 | Begroting 2026 | Begroting 2027 |
---|---|---|---|---|
Externe rentelasten over de korte financiering | 47 | 64 | 64 | 64 |
Externe rentelasten over de lange financiering | 397 | 375 | 361 | 361 |
Externe rentelasten voor nieuw beleid en herfinanciering | 783 | 1.650 | 1.686 | 1.585 |
Totaal door te berekenen externe rente | 1.227 | 2.090 | 2.111 | 2.010 |
Rente over eigen vermogen (n.v.t.) | ||||
Rente over voorzieningen (n.v.t.) | ||||
Totaal aan taakvelden toe te rekenen rente | 1.227 | 2.090 | 2.111 | 2.010 |
Aan taakvelden 3.2 en 8.2 toegerekende rente | -65 | -83 | -81 | -68 |
Aan overige taakvelden toegerekende rente | -702 | -886 | -954 | -939 |
Aan taakvelden door te rekenen externe rente | -767 | -969 | -1.034 | -1.007 |
Renteresultaat op taakveld treasury | 460 | 1.121 | 1.076 | 1.004 |
Beleggingsresultaat op taakveld treasury | -35 | -35 | -35 | -35 |
Resultaat taakveld treasury | 425 | 1.086 | 1.042 | 969 |
Voor wat betreft de financiering van het nieuwe beleid is de geprognosticeerde rente voor de aan te trekken langlopende leningen opgenomen in de tabel van verwachte renteresultaten onder de noemer externe rentelasten over de lange financiering. Bij het daadwerkelijk aangaan van een langlopende geldlening zal verantwoording over de consolidatie van geldleningen plaatsvinden in de bestuursrapportage en de jaarrekening.
Er is een ontwikkeling gaande met betrekking tot de rentetarieven die de financiële positie raakt van deze begroting 2024 en meerjarenraming 2025-2027. De impact van o.a. de Russische inval in Oekraïne en de hoge inflatie hebben aanzienlijke economische gevolgen. Vanwege de hoge inflatie heeft de Europese Centrale Bank (ECB) haar monetaire beleid verkrapt en is sprake van substantieel hogere rentes. De Europese Centrale Bank heeft in 2022 en 2023 in relatief korte periodes diverse renteverhogingen doorgevoerd. Het doel van deze renteverhoging is om de inflatie terug te brengen naar ca. 2%. Door de rente te verhogen hoopt de ECB dat de groei van de economie vertraagt en dat daarmee de prijsstijgingen op termijn afzwakken.
Deze ontwikkelingen brengen met zich mee dat de kaders van het financiële beleid op het gebied van rente en het lenen van geld forse financiële effecten tot gevolg hebben. Zoals bij de beleidsvoornemens hierboven is geschreven is de rente voor de korte termijn bijgesteld van 1% naar 4% en voor de lange looptijd (groter dan 1 jaar) van 3% naar 3,5%.
Het bijstellen van deze kaders heeft een financieel negatief effect voor onze financiering van
€ 92.000 in 2024 oplopend naar € 598.000 in 2027. Dit nadeel is eveneens gemeld bij de 3e W-vraag bij algemene dekkingsmiddelen, overhead, VPB en onvoorzien.